Taal
 
(Advertentie)
(Advertentie)

Een punt ( . ) gebruik je aan het einde van een zin en in sommige afkortingen.

Als je de punt aan het einde van een zin gebruikt komt daarna een spatie.

Voor de punt komt geen spatie.

De nieuwe zin begin je met een hoofdletter.

Als de zin eindigt met een afkorting die eindigt met een punt (zoals 'enz.') komt daarna geen extra punt.

 

Voorbeelden:

 

    • Ik ga meestal met de fiets naar school. Als het regent word ik soms met de auto naar school gebracht.
    • Ik speel graag buiten met klasgenoten.
    • a.s. (= aanstaande)
    • bijv. (= bijvoorbeeld)
(Advertentie)
(Advertentie)
(Advertentie)

Een vraagteken ( ? ) gebruik je bij vraagzinnen.

Je plaats het vraagteken aan het eind van de zin.

Na het vraagteken komt een spatie.

Voor het vraagteken komt geen spatie.

De nieuwe zin begin je met hoofdletter.

 

Voorbeelden:

 

  • Waarom ga je vaak met de auto naar school? Lopen of fietsen is namelijk veel gezonder.
  • In welke plaats woon je?
(Advertentie)