Taal
 
(Advertentie)
(Advertentie)

Een zin waar meerdere persoonsvormen in staan is een samengestelde zin. Deze samengestelde zin kan bestaan uit hoofdzinnen en bijzinnen. Dit kunnen twee hoofdzinnen zijn maar ook een hoofdzin en één of meerdere bijzin(nen). Een zin met meerdere bijzinnen wordt in dit doel achterwege gelaten.

Een hoofdzin is een onafhankelijke zin:

  • De persoonsvorm staat vooraan of na het eerste zinsdeel;
  • Tussen de persoonsvorm en het onderwerp staan geen woorden.

Een bijzin is een afhankelijke zin:

  • De persoonsvorm staat achteraan;
  • Tussen de persoonsvorm en het onderwerp staan wel woorden;
  • De zin zegt iets over de hoofdzin.

Mijn klas wil graag naar buiten | omdat het zulk lekker weer is.

Het eerste gedeelte is een hoofdzin, want:

  • De persoonsvorm staat na het eerste zinsdeel;
  • In het eerste gedeelte van de zin staan tussen de persoonsvorm en het onderwerp geen woorden.

Het tweede gedeelte is een bijzin, want:

  • De persoonsvorm staat achteraan;
  • In het tweede gedeelte van de zin staan er woorden tussen de persoonsvorm en het onderwerp;
  • Het tweede gedeelte van de zin zegt wat over het eerste gedeelte.
 

Tussen de twee zinnen in de samengestelde zin staan vaak voegwoorden. Tussen twee hoofdzinnen staat altijd een nevenschikkend voegwoordenmaarof, of want. Deze twee zinnen zijn gelijkwaardig aan elkaar en als je het voegwoord weg zou laten blijven er twee zinnen over die op zichzelf zouden kunnen bestaan.

Tussen een hoofdzin en bijzin staat een onderschikkend voegwoord, bijvoorbeeld: omdatdoordatalszodat. Er zijn veel verschillende onderschikkende voegwoorden. Als je het voegwoord weghaalt dan blijven er geen twee goedlopende zinnen over.

Ik heb een nieuwe stoel want mijn oude stoel is kapot.

  • Ik heb een nieuwe stoel.
  • Mijn oude stoel is kapot.

Dit zijn beide goedlopende zinnen.
Hoofdzin + hoofdzin, nevenschikkend voegwoord

Ik heb een nieuwe stoel, omdat de oude kapot is.

  • Ik heb een nieuwe stoel.
  • De oude kapot is.

Deze laatste zin is geen goedlopende zin.
Hoofdzin + bijzin, onderschikkend voegwoord

  Voorbeeld

Bijzin + hoofdzin: Als wij de loterij winnen, | krijg ik een nieuwe fiets.

Hoofdzin + hoofdzin: Ik ga naar de supermarkt | en ik koop daar een brood.

Hoofdzin + bijzin: Sara heeft geen schoenen aan, | maar ik ook niet.

(Advertentie)
(Advertentie)
(Advertentie)